AOM 4, Frederiksplein, juni 1875
Foto: verzameling René van Lier

Home > Tram > Paardentram > Serie > Serie 2 (3-6)

Amsterdamsche Omnibus Maatschappij - Serie 3-6

Serie:
3-6
Type: Gesloten Paardentramrijtuig
Bouwjaar: 1875
Fabrikant wagenbak:
        Starbuck (Engeland)
Lengte : 5180 mm(wagenbak met balkons)
Lengte :
3505 mm(wagenbak zonder balkons)
Breedte:
2080 mm
Hoogte:

Radstand:

Wieldiameter:

Gewicht :

Aanschafprijs :

Passagiersindeling :
16-10














Op 3 april 1872 nam de nieuwe maatschappij AOM(Amsterdamsche Omnibus Maatschappij) de eerste paardenomnibuslijn Dam-Plantage in gebruik, die in de periode t/m 1881 werd gevolgd door nog 12 andere paardenomnibuslijnen. Inmiddels dachten de bestuursleden van de AOM verder en mede gezien de aard van de bestrating in de stad kwam men al snel tot de conclusie dat vervanging van de paardenomnibus door een paardentram, een aan rails gebonden vervoermiddel dus, een flinke verbetering zou zijn.
Op 26 augustus 1873 werd een groot plan gelanceerd, waarbij het gehele bedrijf zou overgaan op een paardenspoor, zoals men dat in die dagen noemde.
Het duurde 1½ jaar totdat de gemeenteraad de moed had dit plan in principe goed te keuren, en tevens tot een aantal daarmee samenhangende versterkingen van bruggen en verbredingen van straten besloot. Die rekening kwamen volgens een bepaalde verdeelsleutel voor gemeenschappelijke rekening van de gemeente en de AOM. Na de goedkeuring van het eerste deel van het tramplan door de gemeenteraad, werd op 6 maart 1875 onder leiding van ir. A.L. van Gendt aanbesteed het leveren van de voor de eerste tramlijn benodigde rails en wissels. De AOM koos om onduidelijke redenen voor de spoorwijdte van 1422 mm in plaats van het toen al zeer gebruikelijke normaalspoor(1435 mm). Bij twee firma's in het buitenland werden 6 tramwagens besteld, waarvan de eersten al in maart 1875 werden geleverd.

Op 31 mei 1875 reed de omnibus Leidscheplein - Plantage voor het laatst, waarna gedurende een tweetal dagen het personeel instructie kreeg op de nieuwe paardentramlijn. Het moet tijdens een van die ritten gebeurd zijn dat de destijds welbekende predikant Laurillard in gezelschap van een schare kinderen op zijn gangen door de stad het nieuwe vervoermiddel ontmoette en uitgenodigd werd om gezamenlijk in de tram plaats te nemen; dit naar direct daarna bleek louter en alleen om een speciale fotograaf (in die dagen nog een zeer ongewone figuur in de stad) een goed beeld van een welbeklante tram te laten vervaardigen. Zo kwam Amsterdams eerste tramfoto tot stand; het zou daar niet bij blijven.
Op 2 juni 1875 ging de dienst van start met 2 wagens in een halfuursdienst, welke reeds op 14 juni 1875 moest worden uitgebreid naar een 20-minutendienst. In de volgende jaren werd de frequentie verder uitgebreid naar een 10, 7½, 6- en tenslotte 5-minutendiensten.

De wagens 3-6 waren gesloten rijtuigen, waarvan Beijnes later heeft aangetekend dat de totale wagenlengte 5,18 m (17') was en een breedte van 2,08 m(6' 10"), waarvan de bak inwendig 3,505 m (11' 6") mat. Zij boden 16 zit- en 10 staanplaatsen, mede gezien de geringere lengte van de balkons, slechts iets meer dan 700 mm.

De tekening van de wagen, hieronder, is gemaakt naar bovenstaande foto van wagen 4 uit 1875. Dit rijtuig had toen op het lichte, vermoedelijk crèmekleurige onderpaneel na een donkere kleur. Op de foto is te zien dat de remblokken aan de buitenkant van de wielen zaten.


Tekening serie 3-6.
Verzameling: René van Lier.

In 1877 werd wagen 5 voor reparatie en/of verandering naar Beijnes gezonden. Vermoedelijk zijn toen de remblokken naar de binnenkant verplaatst en werd de wagen bij de hoeken van de bak voorzien van handgrepen van het bij de volgende rijtuigen toegepaste model.

De gewone dichte wagens hadden aanvankelijk 16 zitplaatsen, maar in november 1880 besloot men om gedurende het winterseizoen, van 1 oktober tot 1 mei, als de reizigers dikkere kledij droegen, dit aantal op 14 te brengen. Over het bordje dat melding maakte van de 16 zitplaatsen werd een bordje gehangen dat melding van dat winters gebeuren maakte. Later werd het aantal zitplaatsen bij deze serie definitief op 14 gebracht en aantal staanplaatsen bleef 10, hetgeen verdeeld was in 5 staanplaatsen per balkon.

In de periode 1880-1883 waren de rijtuigen voor iedere lijn in specifieke kleuren geschilderd: bruin/geel, bruin, blauw, geel, groen/zwart, grijs, groen, rood.
Voor zover deze kleuren bekend zijn, worden zij bij de afzonderlijke serie genoemd. Welke kleuren de overige wagens hadden, weten wij niet.
Vanaf 1883 af werden de rijtuigen blauw met bruine panelen. De maatschappijnaam werd voluit op het onderpaneel gezet, eerst met grote letters over de gehele lengte en vervolgens met kleinere letters op drie regels in het midden.
Voor 1880 was men al begonnen langwerpige koersborden opzij op het dak en ronde op de kop van de luifels te plaatsen. In 1883 kwamen er drie kortere borden opzij op het dak en kopborden in per lijn verschillende vorm en kleur.
Van 1888 tot 1894 stonden in plaats van de zijkoersborden reclameborden met de tekst "Van Houten's Cacao de beste - goedkoopste in gebruik"op het dak. Kort na de invoering hiervan kwam er één kort zijkoersbord midden op het bovenpaneel.

Volgens een bericht in De Locomotief van 13 februari 1884 werden bij enkele rijtuigen de balkons vergroot en was hierop een schotje gezet om de koetsier voldoende ruimte te garanderen. Het is mogelijk dat dit op deze rijtuigen 3-6 sloeg, die zeer korte balkons bezaten. Over de schotjes is verder niets bekend. Waarschijnlijk zijn zij na verloop van tijd verwijderd.

Het reizend publiek bekeek de trams op zijn eigen wijze en had blijkbaar ontdekt dat de oudste wagens, de 1-10, naar zijn oordeel althans, niet meer je dàt waren. De AOM reageerde op die klachten door ze over te schilderen en hun wagennummers 1-10 te vervangen door 180-189, een stunt die het publiek kennelijk niet door had: speciale klachten over deze voertuigen bleven achterwege...

In 1888 werden de 3-6 dus, zoals hierboven beschreven, vernummerd in 182-185.


AOM 184, Lijn LO, Leidscheplein, 1889.
Foto: verzameling Tim Castricum.

Omstreeks 1895 werden de luifels(van het Beijnes-model) hoger geplaatst, de kopraampjes bij het dak verwijderd en lijnkleurlichten opzij gemonteerd. De stangen tussen de balkonschermen en de luifels zullen bij deze gelegenheid zijn verwijderd, als dit niet reeds eerder was gebeurd. Tevens werden regenlijsten bovenaan de bak gemaakt en hierboven een rond de bak en de luifels doorlopende lijst aangebracht. Iets later werd begonnen met het plaatsen van lichtopeningen met verwisselbare gekleurde glazen voor lijnaanduiding bij avond. Zij kwamen in de bovenpanelen rechts opzij, bij de reeds aanwezige lampen, die licht naar voren en naar achteren gaven door openingen in de kopschotten en tevens het inwendige van de rijtuigen verlichtten. De bel hing aan de rand van de luifel. Dit bleef zo, toen de luifels hoger werden gezet.

In 1900 kwamen de wagens in handen van de Gemeentetram Amsterdam(GTA). Deze bijwagens reden tot hun afvoer uitsluitend als paardentramwagen en kwamen niet meer in aanmerking voor de dienst achter de elektrische tramwagens.
Van 1900 af werden op een aantal lijnen geen kopborden meer gebruikt, maar een klapbord dwars midden op het dak.

In 1906 werden de 183 en 184 verkocht aan de RTM (Rotterdamsche Tramweg Maatschappij) voor de dienst op de paardentramlijn Hoorn-Enkhuizen. Zij werden hierbij veranderd voor het 1000-mm spoor van de lijn en met stoven uitgerust. Ze kregen tevens de nieuwe parknummers 6 en 7 toebedeeld. Zij hadden hier waarschijnlijk behalve "oren" aan de balkonschermen ook stangen naar de luifels. Volgens de RTM boden deze rijtuigen 30 plaatsen, vermoedelijk 16 zit- en 14 staanplaatsen.
De wagens waren voorzien van reclame voor Simplex-rijwielen. In 1911 kwamen er reclameborden "Ferwerda & Tieman" op het dak en een opschrift "Bervoets Schoeisel" of "Bervoets Schoenen" in verschillende uitvoeringen op de balkonschermen van de RTM-trams te staan. Welke variant deze twee wagens hebben gehad is onbekend.
De tramverbinding Hoorn-Enkhuizen liep van de Roode Steen(hoek Grote Noord) door de binnenstad van Hoorn tot het Snouck van Loosenpark nabij het spoorwegstation van Enkhuizen. Tussen deze steden werd de straatweg van Hoorn naar Enkhuizen gevolgd (Hoorn - Westerblokker - Oosterblokker - Westwoud - Hoogkarspel - Lutjebroek - Grootebroek - Bovenkarspel - Enkhuizen). In 1911 werden dagelijks 7 retourritten gemaakt, op zaterdag en zondag 8. Hiervoor had men dus vanaf 1906 10 wagens, waaronder 9 wagens overgenomen van de Gemeentetram Amsterdam. In de Eerste Wereldoorlog werd de exploitatie steeds moeilijker, onder meer doordat de foerage van de paarden steeds duurder werd. Op 31 december 1917 reed de laatste paardentram, en in 1924 waren de laatste restanten van het tramspoor opgeruimd. Het materieel werd in 1918 gesloopt.

In 1906 werden de 182 en 185 gesloopt.

In hun hele loopbaan hebben de paardentramwagens 3-6(later 182-185) slechts op een beperkt aantal paardentramlijnen dienst gedaan:
De dienst met de wagens 1-10 uit 1875-1876, waartoe ook deze wagens 3-6 behoren, begon op 03-06-1875 met de dienst op lijn LPI(Leidsche Plein - Plantage). Deze lijn reed vanaf de Lijnbaansgracht(Leidscheplein) via de route Weteringschans - Frederiksplein - Sarphatistraat - Weesperplein - Weesperstraat - Nieuwe Kerkstraat naar de Plantage Kerklaan(Middenlaan). De wagens stonden gestald in de remise Kantongerecht en vanaf augustus 1877 in de remise Stadhouderskade. De paarden, afgezien van de nachtpaarden, stonden in de stallen aan de Plantage Muidergracht. De dienst ging van start met 2 dienstwagens in een 30-minuten-frequentie. Op 14-06-1875 moest dit worden opgeschroefd naar een 20-minuten-dienst met 3 wagens. Per 02-05-1876 werd de dienst verder fors uitgebreid naar een 7-minutendienst, waarvoor 8 wagens benodigd waren.
In 1883 werd het materieel op lijn LPI vervangen door de juist afgeleverde wagens 103-111 en vanaf 16-06-1883, bij de terugkeer naar de Dam, kwamen de wagens 1-10 op lijn DV(Dam - Vondelstraat) te rijden, die vanuit dezelfde remise werd geëxploiteerd. In 1888 werden de wagens vernummerd en werden daarna voornamelijk gebruikt op lijn DSS(Dam - Station Rhijnspoor, vanaf 1890 Weesperpoort). De wagens stonden gestald in de remise Roetersstraat. De 182-184 waren de vaste dienstwagens en de 185 was de reservewagen, die uitsluitend in dienst kwam tijdens een defect van één van de andere wagens. Zodra deze gerepareerd was, kwam die weer op zijn vaste plek in dienst en ging de 185 weer op reserve. In 1900 was de 182 inmiddels in gebruik als reservewagen voor de lijn CW(Centraal Station - Weesperzijde), die gestald stond in de remise Schollebrug. De 183-185 waren toen de vaste wagens voor lijn DSS. Op 01-01-1904 werd lijn DSS opgenomen in lijn DS, die in maart 1904 geëlektrificeerd werd tot tramlijn 11, waarmee vermoedelijk de wagens 182-185 werden buiten dienst gesteld.

Laatste inzet
Wagennr.   Aflevering    In Dienst Op Lijn Vernummerd     in Buiten Dienst         op lijn    Afvoer op Afvoer naar
        3      -03-1875      -06-1875     LPI      -    -1888       182      -    -1904(?)       CW       -     -1906 gesloopt
        4      -03-1875      -06-1875     LPI      -    -1888       183      -    -1904(?)       DSS       -06-1906 Rotterdamsche Tramweg Maatschappij (nr. 6)
        5      -03-1875      -06-1875     LPI      -    -1888       184      -    -1904(?)       DSS       -06-1906 Rotterdamsche Tramweg Maatschappij (nr. 7)
        6      -03-1875      -06-1875     LPI      -    -1888       185      -    -1904(?)       DSS       -     -1906 gesloopt









                 






Traminfo.nl © 2003-2015 | Contact  | Colofon | Disclaimer | Links